Willibrordus: “Pelgrim ter wille Gods”
door Peter Koenis
Als je van de oude Dorpskerk aan het Plein in Wassenaar door de Langstraat loopt naar de Lange Kerkdam, dan ben je bijna drie meter gedaald. Let maar eens op de stoepen voor de winkels. Die liggen horizontaal. Maar de Langstraat loopt geleidelijk omlaag.De verklaring van dit gegeven is dat de oude Dorpskerk is gebouwd op het hoogste gedeelte van een van de strandwallen die er in onze omgeving zijn. Deze zandruggen lopen evenwijdig aan de kustlijn. Daar tussendoor stroomden talrijke stroompjes naar de Oude Rijn, de nu nog bestaande “weteringen”. Verder werd dit gebied gekenmerkt door veel bossen en ook lager gelegen (drassige) vlaktes, die werden benut voor veeteelt en akkerbouw. Vele eeuwen geleden werden de strandwallen spaarzaam bewoond door boeren die leefden in kleine leefgemeenschappen. Er zijn resten gevonden van menselijk bestaan door opgravingen in het oude dorpscentrum. Fragmenten van aardewerk uit de IJzertijd. En sporen van bewoning in het begin van de Middeleeuwen.De beschrijving van dit gebied bij de oude nederzetting van waaruit Wassenaar is ontstaan, is gelijk aan de aardrijkskundige gesteldheid van het brede kustgebied langs de Noordzee tussen België en Denemarken. Het was ook het woongebied van de Friezen. Wanneer wij in onze tijd het hebben over missie van Willibrord onder de Friezen, dan zijn we geneigd daarbij te denken dat zich dat afspeelde in wat thans de provincie Friesland is. De Friezen echter woonden in een veel groter gebied. Namelijk de streek die thans wordt aangeduid met West-Vlaanderen, Zeeland. Brabant, Zuid- en Noord-Holland, Friesland, Groningen en Sleeswijk-Holstein. Door de Frankische vorsten was echter in 690 het zuidelijk deel van dit Friese gebied tot aan de Waal, de Lek en de Rijn veroverd.In dit grensgebied tussen het Frankenland in het zuiden (reeds in belangrijke mate gekerstend) en in het noorden de “heidense” Germaanse stammen, landde in het jaar 690 in de uitmonding van de Oude Rijn de Angelsaksische monnik Willibrord met 11 medebroeders. Tussen Katwijk en Wassenaar zette hij, na een niet ongevaarlijke overtocht met een kleine open boot, voet aan wal voor een pelgrimstocht om de Germaanse stammen te bekeren. Zoals de Friezen, die nog niet of nauwelijks met het christendom kennis hadden gemaakt en in hun dagelijks leven sterk beheerst werden door angst voor natuurkrachten en boze demonen.Willibrord was niet de eerste missionaris onder de Friezen. Vóór hem werd het christendom gepredikt door de Frankische monnik Wulfram. Het verhaal gaat dat het hem bijna was gelukt om de Friese koning Radboud te dopen. Toen Radboud al met een been in het doopvont stond vroeg hij aan Wulfram of hij in de hemel ook zijn voorouders zou ontmoeten. Beslist niet, antwoordde Wulfram, want dat waren heidenen en die komen niet in de hemel. Toen trok de verontwaardigde Radboud zijn been terug. De doop ging niet door. Teleurgesteld ging Wulfram terug naar het Frankenland. Ook twee Angelsaksische monniken hebben de Friezen bezocht. De eerste, Wilfried, abt van het klooster in Ripon en leermeester van Willibrord, overwinterde bij koning Aldgisl (de vader en voorganger van Radboud) op zijn reis naar Rome. Dit in verband met wijzigingen in de gebiedsindeling van de bisdommen in Engeland. Er zijn aanwijzingen dat Wilfried in die periode ook een aantal Friezen heeft bekeerd. Wie was Willibrord ?Willibrord werd in 658 geboren in Northumberland (Engeland). Zijn vader, de edelman Wilgils, en moeder brachten hem toen hij nog kind was naar een klooster. Een in die tijd niet ongebruikelijke gewoonte om jonge kinderen voor hun opvoeding en vorming toe te vertrouwen aan een klooster. Immers, daar kon men kennis nemen van lezen, schrijven, rekenen, latijn, godsdienstleer en bijbelkennis. Plaatsing op zo’n “kostschool” behoefde niet altijd in te houden dat de leerlingen ook kozen voor een later kloosterleven. Willibrord verbleef ongeveer twaalf jaar in het klooster te Rathmelsigi. In deze periode werd hij ook tot priester gewijd. Geleidelijk groeide in hem het verlangen om zich meer in te zetten voor het actieve leven van missioneren dan te verblijven in een klooster dat zich hoofdzakelijk concentreerde op een beschouwend leven. Zijn abt Egbert steunde hem hierin. En zo kwam de dag dat hij vertrok voor prediking op het vasteland. Een pelgrimstocht met als doel de heiliging van de medemens. Het missiegebied van WillibrordAlhoewel Willibrord het land van de Friezen had gekozen voor zijn missiearbeid, trok hij na aankomst aan de kust van ons land naar het zuiden. Naar het Frankenland. Na het vertrek van de Romeinen werd dit gebied geregeerd door de Frankische koningen. Het eigenlijke bestuur van de deelgebieden daarvan werd uitgeoefend door hofmeiers. De hoogste ambtenaren aan het hof van de koning. Met een daarvan, Pepijn II, zocht Willibrord nu eerst contact. Hij wilde zich namelijk verzekeren van zijn politieke steun en financiële medewerking. Het kostte Willibrord niet veel moeite die ook te verkrijgen. Pepijn zag snel de politieke voordelen van het bekeringswerk van de Angelsaksische missionarissen. Tussen de jaren 690 en 695 bouwt Willibrord zorgvuldig zijn thuisbasis in het Frankenland op. Waarschijnlijk opereerde hij vanuit Antwerpen. Hij richtte steunpunten op ten zuiden van de grote rivieren en ook in enkele delen ten noorden daarvan, die door nieuwe veroveringen van Pepijn onder Frankisch bestuur waren gekomen. In het jaar 695 vertrekt Willibrord op verzoek van Pepijn opnieuw naar Rome om door paus Sergius tot “aartsbisschop van de Friezen” te worden gewijd. Hij werd dus niet benoemd tot aartsbisschop van Utrecht, maar tot aartsbisschop van een volk. De stad Utrecht, gelegen in het machtsgebied van de Franken, werd wel de stad waar Willibrord zijn “zetel” had. Het was een goede “uitvalbasis” voor zijn missiearbeid. In Utrecht liet Willibrord een kerk bouwen en een klooster met een kloosterschool, die spoedig in de stad en omgeving grote faam verwierf. Leerlingen van deze school werkten later mee bij de missionering van de Friezen. Willibrords missietocht bij de FriezenNa het jaar 695 breidde Willlibrord zijn missioneringsactiviteiten ook uit tot de Friese gebieden in het noorden. Tot in Sleeswijk-Holstein en Denemarken. Interessant is hierbij te vermelden dat de missionarissen nauwelijks taalproblemen hadden in hun contacten met de Friezen. In die tijd waren de onderscheiden talen nog zo met elkaar verwant dat ze elkaar verstonden. Het was voor Willibrord en zijn gezellen een tijd van onafgebroken reizen, prediken en bouwen. Hier en daar werden parochies gesticht, kerkjes en kloosters gebouwd. Centra van waaruit de meer afgelegen nederzettingen konden worden bereikt. Integenstelling tot het Frankenland bestond bij de Friezen geen sterk centraal gezag. De bevolking leefde in kleine dorpjes die ver van elkaar waren verspreid. Elke nederzetting had een eigen stamhoofd. De hoogste wetgever en legeraanvoerder in Willibrords tijd was koning Radboud. Hij was sterk anti-christelijk omdat het de godsdienst was van aartsvijand de Franken. Merkwaardigerwijs trad Radboud desondanks Willibrord met enig ontzag beleefd tegemoet. Willibrords bekeringsmethodeDie was bepaald niet altijd zachtzinnig. Om de Friezen duidelijk te maken dat hun goden niets voorstelden, werden heilige eiken omgehakt, godenbeelden stukgeslagen en heilige bronnen ontwijd. De geloofsverkondiging was eenvoudig en direct. De basis werd gelegd door het leren van het Onze Vader, de geloofsbelijdenis en de tien geboden. Als men dit kende kon men worden gedoopt. De missionarissen trokken dan verder. Vanuit een in een bepaalde regio gestichte parochie zou wat verder nog heilzaam en leerzaam was, wel worden verkondigd. Grote schade aan het missioneringswerk van Willibrord en zijn medebroeders werd aangebracht toen in 714 Pepijn overleed. Radboud maakte meteen gebruik van het wegvallen van de Frankische macht door grote stukken grondgebied op de Franken te heroveren. Kerken en kloosters werden verwoest en de missionarissen werden verdreven. Willibrord trok zich terug in het door hem vroeger gestichte klooster in Echternach. In 718 begon Karel Martel, de opvolger van Pepijn, met de herovering van de verloren gegane Frankische gebieden. Dat lukt snel toen in 719 Radboud overleed. Het herstel van de Frankische macht werd zelfs voltooid met het onderwerpen van het Friese kerngebied. Willibrord, inmiddels ruim zestig jaar oud geworden, haastte zich terug om de schade te herstellen. Hij kreeg hierbij de assistentie van de in midden-Duitsland werkende Bonifacius. In een paar jaar tijd was de heropbouw van het aartsbisdom van de Friezen gerealiseerd. Gelukkig in Gods naamNa deze inspannende arbeid trok Willibrord zich terug in de door hem gestichte abdij van Echternach. Op zeventigjarige leeftijd schrijft hij in de marge van zijn kalender de naar zijn mening belangrijkste gebeurtenissen van zijn leven en zijn missiewerk. Volgens sommige bronnen was de ijverige pionier van de Friese kerk moegestreden. “Hij verlangde naar de hemel”. De tekst op Willibrords kalender luidt: “In de naam des Heren kwam Clemens Willibrordus in het jaar 690 na Christus’ geboorte over zee naar het Frankenland en in de naam des Heren werd hij in het jaar 695 na ‘s Heren geboorte – hoewel hij onwaardig was – in Rome tot bisschop gewijd door de apostolische man, Heer Sergius, Paus. Nu echter leeft hij in de naam van God in het jaar 728 na de geboorte van onze Heer Jezus Christus gelukkig”. Drie zaken vindt hij kennelijk belangrijk: zijn overtocht naar het vaste land van Europa omstreeks 690, zijn bisschopswijding in 695 door paus Sergius I, die hem de naam Clemens gaf, en het feit dat hij op het eind van zijn leven tevreden mag terugzien op zijn ruim veertigjarige missiearbeid. Het is de enige tekst die Willibrord zelf ons heeft nagelaten. Alle overige gegevens over hem zijn geschreven door tijdgenoten. Misschien roept dat wat verbazing op. Maar kennelijk was Willibrord niet het type van de middeleeuwse monnik die zijn leven sleet met het overschrijven en illustreren van bijbelteksten, liturgische verhandelingen en andere stichtelijke geschriften. Clemens Willibrordus overleed 7 november 739 Willibrord …. patroonheiligeWillibrordus is de patroon van Nederland, van het bisdom Utrecht en van meerdere gemeenten in Nederland. Vele kerken in Nederland zijn toegewijd aan Sint Willibrordus. Van de vele kerken die Willibrordus als patroon hebben kennen de Wassenaarders natuurlijk de Willibrorduskerk in de Kerkstraat. En dan is het verleidelijk om te veronderstellen, of zomaar aan te nemen, dat Willibrord met zijn gezellen in 690 in Wassenaar voet aan wal heeft gezet en op de plek waar thans de Oude Dorpskerk staat een houten kerkje heeft gebouwd. Maar er zijn sterke aanwijzingen dat dit in Oegstgeest moet zijn gebeurd. De maker van het gebrandschilderde raam in de Wassenaarse Willibrorduskerk waarop onze patroonheilige staat afgebeeld, was kennelijk ook deze mening toegedaan. Daar staat namelijk een afbeelding op van het oude kerkje in Oegstgeest. (lange tijd heette dat kerkje “het groene kerkje” omdat vele jaren de muren waren begroeid met klimop). In ieder geval is het een gegeven dat Oegstgeest wordt genoemd in bronnen waar Willibrord kerken heeft gebouwd, respectievelijk plaatsen zijn, die tot zijn bezit behoorden. En ook wordt Oegstgeest genoemd als moederkerk van Holland, evenals Heiloo, Velsen, Petten en Vlaardingen. Overigens zij nog vermeld dat als een kerk Willibrordus als patroonheilige heeft, die beslist niet inhoudt dat die kerk, of de voorganger daarvan, door hem is gesticht. Willibrord stelde namelijk door hem gestichte kerken veelal onder bescherming van: De Heilige Drievuldigheid, Johannes de Doper, De Verlosser (Salvator), St. Martinus, de Maagd Maria, Petrus en Paulus. Willibrords bedevaartplaatsenOm door de Katholieke Kerk te worden erkend als bedevaartplaats moet aan een aantal eisen worden voldaan. Er zijn in Nederland 14 erkende bedevaartplaatsen ter ere van Sint Willibrordus. Dat wil zeggen: het zijn bedevaartplaatsen die voldoen aan de gestelde eisen en als zodanig staan vermeld in het lexicon “Bedevaartplaatsen in Nederland”. De erkende bedevaartplaatsen zijn: Alphen (Noord-Brabant) Bergschenhoek (Zuid-Holland) Berkel (Noord-Brabant) Diessen (Noord-Brabant) Geijsteren (Limburg) Heiloo (Noord-Holland) Op dat moment was echter al de verering van Willibrord overvleugeld door de bedevaart naar het vlakbij Heiloo gelegen genadeoord O. L. Vrouw ter Nood. Wel is nog sprake van enige wederzijdse beïnvloeding, maar na het midden van de 19e eeuw eindigt de verering rond de put naast het oude kerkje in Heiloo. ‘s-Hertogenbosch (Noord-Brabant) Luissel (Noord-Brabant) Meijel (Limburg) Obbicht (Limburg) Oss (Noord-Brabant) Riethoven (Noord-Brabant) Teteringen (Noord-Brabant) Westkapelle (Zeeland) Wat bij het lezen van de omschrijvingen van deze bedevaartplaatsen opvalt is dat naar vrijwel geen enkele daarvan nog bedevaartgangers trekt. De verering van Willibrord is ofwel nagenoeg verdwenen of teruggebracht tot een viering op of omstreeks 7 november. Vervolgens geven de omschrijvingen een duidelijk beeld wat de inhoud was of nog is van de verering van Willibrord. Vooreerst de genezende kracht van het water dat op miraculeuze wijze in talrijke plaatsen en gebieden uit de grond opwelde als hij daar met zijn staf op sloeg. Vooral voor zieke kinderen werd dit water aangewend. Dit roept een ander beeld op van de waardering voor de eerste grote missionaris van de Friezen dan spreekt uit de boeken die over hem geschreven zijn. Daarin valt de grote nadruk op zijn onvermoeibare ijver en doorzettingsvermogen om Christus’ blijde boodschap onder de heidenen te verkondigen. Over het uiteindelijke resultaat daarvan lopen overigens de meningen uiteen. In sommige geschriften wordt gesteld dat Bonifatius aan de paus zou hebben bericht teleurgesteld te zijn over het succes van de missiearbeid onder de Friezen. Welke maatstaven worden overigens gehanteerd om over Willlibrords pelgrimage een oordeel uit te spreken ? Willibrord zelf was er in alle bescheidenheid gelukkig mee. “Gelukkig, in Gods Naam”. Wat ons past is dankbaar te zijn voor het geloof dat ons werd geschonken ! Willibrordus legendenGeneeskrachtige waterputten en bronnen. De koortsboom. Dit is nu een echte legende. Een mooi verhaal met een devote inslag, maar er klopt van alle kanten niets van. Dat hebben historici kunnen aantonen. Maar merkwaardig is wel dat heden ten dage nog steeds lapjes kleding aan de boom worden gehangen om genezing te vragen van koorts, maar ook bevrijd te mogen zijn van examenvrees. En dat laatste hadden ze ten tijde van Willibrord niet. De bloedsteen. Onuitge”put” wijn. Heilige Willibrordus. In zijn boek “Een heilige diplomaat, of een diplomatieke heilige” stelt Laurent Nouwen enige kritische vragen bij het bekeringswerk van Willibrord. Zoals: “Waarom verzette Willibrord zich niet tegen de slavernij die in zijn tijd nog volop is gebruik was, en waarvan Willibrord op zijn eigen landgoederen zich ook van bediende?” “Waarom had de monnik Willibrord zo veel bezittingen en aanvaardde hij giften van vorstelijke personen die zich ernstig misdroegen ?”. Nouwen zoekt het antwoord in het feit dat Willibrord diplomatieke gaven had. En stelt dan: “Of Willibrord, gezegend met heiligheid én diplomatie nu een heilige diplomaat ofwel een diplomatieke heilige genoemd moet worden, laat ik vol vertrouwen aan mijn lezers ter beoordeling over”. Ik kan mij niet vinden in deze benadering. De grote waarde van Willibrord als missionerend pionier van de christelijke beschaving in De Lage Landen wordt afbreuk gedaan door bepaalde aspecten van zijn levenswijze en wijze van geloofsverkondiging niet te zien als gevolg van het feit dat ook hij kind van zijn tijd was. En dan verdient Willibrord het, om in dankbaarheid vooreerst geëerd te worden als de grondlegger van het geloof dat wij in onze tijd nog steeds mogen beleven. Ook in onze parochie. |